Een beetje literatuur over een alleszins 'hot' onderwerp! Ook de artikelenreeks over de 10.000 uren doornemen.
Definities van talent komen allemaal ongeveer op hetzelfde neer:
'Talent is het vermogen om bepaalde vaardigheden tot een uitzonderlijk hoog niveau te ontwikkelen. Het belangrijkste woord in deze definitie is 'ontwikkelen' want talent mag dan wel aangeboren zijn, het moet wel degelijk worden aangeboord.'
Jan Huijbers & Peter Murphy, Totaalcoachen, begeleiden met Action Type® Arko SportMedia BV, 2008, p. 7, ISBN-10 90-5472-029-8, ISBN-13 978-90-5472-029-4
Recensie van het boek: http://www.hrsport.nl/boeken/rec-totaalcoachen
De eenvoudigste (en waarschijnlijk ook de beste?) is de definitie van Rob Sepers: Wat is talent? Hoofdkenmerken: snellere vooruitgang dan de gemiddelde zeiler/surfer, meer inzet dan de gemiddelde zeiler/surfer. Presentatie Rob Sepers, voorjaar 2005.
Geraadpleegd 10 september 2012
http://www.superbvideoconverter.com/gb/si/?adnm=21227805559&i=s&grid=A&lg=EN&cc=BE&clg=en&c=1&d=1&cid=_91593889&kw=&mn=happytreeflash.com&Network=D&expr=&agid=_9578537584
Het opsporen van talent, de talentdetectie, is iets complexer, zeker als het over zeilen gaat. Want:
Het opsporen van talent gaat het best in sporten met discrete (objectieve, meetbare) fysieke en fysiologische vereisten en discrete prestatiecriteria (een richttijd, een afstand). In het zeilen en windsurfen, waar het succes mede wordt bepaald door goed materiaal, bootsnelheid, techniek, tactisch inzicht, strategie en een groot aantal externe omstandigheden is (nog) niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vooraf vast te stellen welke prestatiefactoren in welke fase van de topsportloopbaan een rol van betekenis spelen. Daarbij is het ook onzeker welke objectieve prestatiematen daarbij moeten worden gehanteerd.
Het vermogen om prestaties te voorspellen is daarom veel en veel moeilijker dan in de eerder genoemde sporten met discrete vereisten en prestatiecriteria en tot op heden zelfs onmogelijk. [...] Het opsporen van talent door middel van wetenschappelijk onderbouwde talentkenmerken of door het bekijken van uitslagenlijsten is een illusie en zal dat wellicht blijven. [...] Van een objectieve vervanger voor het subjectieve oordeel van de coach kan derhalve geen sprake zijn.) Watersportverbond, Nederland, Topzeilen: Talentherkenning en talentontwikkeling in 2005.
De tijd staat echter niet stil, en ondertussen zijn heel wat onderzoeken uitgevoerd, ook in Vlaanderen. Beginnen met, zolas het hoort, literatuurstudie:
Talent en Talentontwikkeling: een literatuurstudie. (2009)
Raf Christiaensen e.o.
Center for Research of Lifelong Learning and Participation, Centre for Research on (corporate) Teaching & Training.
Inleiding:
We vangen deze studie aan met een beknopte schets van de maatschappelijke context, waarin zich de voorbije jaren veranderingen hebben voorgedaan en waarin in de toekomst tevens veranderingen zullen plaatsvinden.
In een volgend deel onderzoeken we hoe talent naar voren komt in de literatuur. In tijden waarin alles zoveel mogelijk meetbaar moet zijn om efficiëntie te verhogen, dringt zich de vraag op hoe we talent kunnen herkennen en meten.
In het derde deel geven we een overzicht van voorhanden zijnde meetmethoden en instrumenten.
We sluiten hier af met een overzicht van meetinstrumenten en wat deze juist in kaart brengen.
Daar talentontwikkeling het centrale thema is, wordt in de vierde paragraaf halt gehouden bij de concrete aanpak om talent te ontwikkelen binnen een bedrijf. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het leer- en werkklimaat van organisaties aangezien talentontwikkeling steeds plaatsvindt binnen een bepaald leer- en werkklimaat.
Door tendensen in de huidige maatschappelijke context is de retentie van medewerkers een hot item geworden binnen talent management. In deze zesde paragraaf worden strategieën ter bevordering van retentie aangehaald en worden tevens resultaten uit het onderzoek van Abrams et al. (2008) besproken. We sluiten dit rapport af door kort het verschil te schetsen tussen competentiemanagement en talentmanagement.
Geraadpleegd 7 juni 2012.
http://talentfactor.nl/wp-content/uploads/2011/09/italento-literatuurstudie-talent-en-talent-ontwikkeling-20091.pdf
Een overzicht van het huidige sportlandschap in Vlaanderen:
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sport- landschap en een aanzet tot discussie (2009)
B. De Vos, UGent, Vakgroep Beweging- en Sportwetenschappen
Abstract:
Talent is een gecompliceerd begrip dat al veel inkt heeft laten vloeien en een pak onderzoekers heeft gefascineerd. Dit artikel wil enkele misverstanden in het gebruik van gerelateerde terminologieën uit de wereld helpen. Verder wordt meer duiding gegeven over talentidentificatie, gebaseerd op cruciale wetenschappelijke basisartikels en enkele recente wetenschappelijke artikels van eigen bodem. Tenslotte willen we meer bekendheid geven aan reeds bestaande acties en tegelijk aanmoedigen tot nadenken over eventuele, noodzakelijke toekomstinitiatieven.
Geraadpleegd 7 juni 2012.
https://www.sport.vlaanderen/media/1136/090602_ug2_talentidentificatie.pdf
In het kader van het Vlaams sportkompas, is ondertussen héél wat studie verricht:, o.a. bij leerlingen van lagere scholen. Wie wetenschap zegt, zegt ook cijfers, tabellen, meten en evalueren.
Onderzoek naar het onderscheidend vermogen van het Vlaams Sport Kompas bij lagere schoolkinderen, in teken van talentdetectie. (2010)
Karen de Clercq en Julie Labath,
Promotor: Prof. Dr. Renaat Philippaerts Copromotor: Prof. Dr. Matthieu Lenoir Begeleider: Lic. Johan Pion
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen. Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2009 - 2010
Samenvatting:
De begrippen talentdetectie, talentidentificatie, talentontwikkeling en talentselectie worden in bestaande literatuur vaak door elkaar gehaald. Deze scriptie handelt over de eerste stap in het onderzoek naar talent in de sport, namelijk talentdetectie. Door middel van de testbatterij van het Vlaams Sport Kompas, worden de tien procent beste bewegers gedetecteerd, met de bedoeling begaafde sporters te begeleiden in hun talentontwikkelingsproces. Het ultieme doel is om getalenteerde kinderen kansen te om te evolueren tot topsporters.
Dit werk behandelt drie onderzoeksvragen. Als eerste worden er cut-off scores opgesteld, waardoor goede van minder goede bewegers onderscheiden worden. De fysieke en motorische capaciteiten van een kind worden weergegeven aan de hand van een totaalquotiënt (TQ). De mediaan van al deze totaalquotiënten (ligt tussen 98 en 100,49) werd als cut-off waarde vastgelegd om de populatie in twee groepen te verdelen. Verder werd ook nog de groep van de 10% beste bewegers gedetecteerd (TQ ligt tussen 105,75 en 112,48).
Met de tweede onderzoeksvraag werd nagegaan of er getalenteerde kinderen aanwezig zijn in de basisschool, die eerder nog niet gedetecteerd werden. Één op drie getalenteerde kinderen bleek nog niet aangesloten te zijn bij een sportclub. De doorstroom naar een sportclub is voor deze kinderen interessant, omdat ze hierdoor meer mogelijkheden hebben om hun talent verder te ontwikkelen. Ook in de groep met de zwakste tien procent bewegers, wordt het aantal gedetecteerde sportbeoefenaars onderzocht. Hieruit kon bevestigd worden dat zeven op tien kinderen nog niet aangesloten zijn bij een sportclub.
Met de laatste onderzoeksvraag gaan we na of het mogelijk is om een verkorte testbatterij op te stellen. Door het testen minder tijdrovend te maken en het benodigde materiaal te reduceren, kan talentdetectie in basisscholen op grotere schaal uitgevoerd worden. De globale testbatterij werd gereduceerd naar twaalf tests, waaronder vier antropometrische, vier fysieke en vier motorische tests.
Geraadpleegd: 10 september 2012.
http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/035/RUG01-001459035_2011_0001_AC.pdf
Ook in de Topsportscholen is het onderzoek uitgevoerd:
Onderzoek naar het discriminerend vermogen van een morfologische, fysieke en motorische testbatterij, ontwikkeld in kader van talentdetectie en -identificatie, bij leerlingen van de Vlaamse Topsportscholen (2010)
Pieter Van der Meulen & Lies Vermont.
Promotor Prof. Dr. R. Philippaerts, Co-promotor Prof. Dr. M. Lenoir, Begeleider Lic. J. Pion.
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen. Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen Opleiding Lichamelijke opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2009-2010
(...) Doel van deze studie is het bieden van wetenschappelijke ondersteuning in het zoeken naar talent door het bepalen van de mate waarin morfologische, fysieke of motorisch-coördinatieve tests uit een generieke testbatterij in staat zijn het verschil te maken tussen elite sporters uit een bepaalde sporttak en elite sporters uit andere sporttakken.
Daarvoor werd gebruik gemaakt van de generieke testbatterij ontwikkeld door de vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen van Universiteit Gent in het kader van het Vlaams Sportkompas.
Gedurende drie opeenvolgende schooljaren werden van leerlingen uit alle Vlaamse topsportscholen data verzameld. De morfologische, fysieke en motorisch-coördinatieve tests met het grootste discriminerend effect werden aan de hand van drie stapsgewijze discriminantanalyses geselecteerd om nadien samengevoegd te worden in een globale discriminantanalyse. Uit de resultaten van deze analyses werden canonische correlatie, Wilks‟ lambda, p-waarde, verklaarde variantie en percentage juist- en verkeerdelijk geplaatsten gerapporteerd. Van alle uitgevoerde analyses konden echter enkel binnen de globale analyses voor 12-13 jarige mannelijke gymnasten, 12-13 en 14-15 jarige vrouwelijke gymnasten, 16-17 jarige vrouwelijke atletiekbeoefenaars en 12-13, 14-15 en 16-17 jarige voetballers tests geselecteerd worden die in staat waren een sterk onderscheid te maken tussen elite sporters binnen die sporttak en elite sporters van andere sporttakken.
Er dient echter opgemerkt te worden dat bij verschillende analyses niet het vereiste aantal proefpersonen werd gehaald, waardoor slechts voor een beperkt aantal sporttakken en leeftijdsgroepen kwalitatieve analyses konden worden uitgevoerd. Het verder zetten van de dataverzameling is een must om in de toekomst kwalitatief onderzoek te verzekeren.
Geraadpleegd 10 september 2012.
http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/047/RUG01-001459047_2011_0001_AC.pdf
Deze beide Master papers geven een goed overzicht van de verschillende bestaande theorieën.
Watersportverbond (Nederland): Talentplan 2012-2016.
Altijd nuttig van eens een kijkje te nemen bij onze (goed) zeilende Noorderburen. Goed leesbaar en knap in elkaar gestoken talentplan, met alle erop en eraan. Is niet alleen een talentplan, maar ook een meerjarenplan.
Verplichte lectuur voor elke trainer (ook in spe). Open publication!
Geraadpleegd 18 juni 2012.
http://www.watersportverbond.nl/Talentplan/default.aspx?sid=7
Er bestaat ook een Talentplan Versterkingen 2012-2016, maar dat is juist hetzelfde dan het Talentplan. Is wel een PDF-versie.
Enkele opmerkelijke uitspraken:
Goed opgeleide talenten kunnen uiteindelijk in elke discipline uitgroeien tot medaille winnaars, zonder zich te vroeg gespecialiseerd te hebben in één enkele klasse. (p. 5)
Het watersportverbond Talentplan is een talentopleiding waarin beloften en talenten onder eerlijke omstandigheden, maar met veel competitie, uit kunnen groeien tot topatleten of zeilers voor het leven. (p.6)
Ook het raketmodel Watersportverbond Talentplan is het bekijken meer dan moeite waard. Doen!
Geraadpleegd 18 juni 2012 http://www.watersportverbond.nl/data/documents/Formulieren/Talentplan%20...(def).pdf
Omdat er dikwijls een hele discussie is tussen 'hoe oud' en 'biologische leeftijd', een (voorlopig) afsluitertje
Talent herkenning in het bewegingsonderwijs: wat zeggen geboortemaand en rijping bij het vaststellen van een potentieel sporttalent in de les Sport en bewegen?
Aemy visser & mayke ligthart, Academie Lichamelijke Opvoeding, Nijmegen, 2010
Abstract:
(...) The objective of this study is to discover whether there's a relation between birth month, physical maturity and potential in sports talents, among youth in secondary education. Measuring the physical maturity of the participants can be uses to answer the question whether a child has early, average or late maturity for his biological age.
The birth month of the child is also recorded. Will these two factors have an influence on the identification of potential sports talents in the P.E. program?
Geraadpleegd 7 juni 2012.
http://www.surfsharekit.nl:8080/get/smpid:9795/DS1/